Sinds 26 februari 2014 heeft de gemeenteraad een belasting op leegstaande woningen en gebouwen ingevoerd.
Op 1 januari 2021 trad het besluit van de Vlaamse regering tot codificatie van de decreten betreffende het Vlaamse woonbeleid (Vlaamse Codex Wonen van 2021) en zijn uitvoeringsbesluit in werking. De Vlaamse Codex Wonen brengt alle bepalingen van het Vlaamse woonbeleid samen ineen enkele tekst en komt daarmee in de plaats van de Vlaamse Wooncode.
Het gemeenteraadsbesluit van 29 december 2020 dient aangepast te worden naar aanleiding van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreten van 28 mei 2010 en 17 februari 2012
De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen en latere wijzigingen
Het Bestuursdecreet van 7 december 2008
Het besluit van de Vlaamse regering tot codificatie van de decreten betreffende het Vlaamse woonbeleid van 17 juli 2020
Het besluit van de Vlaamse regering van 11 september 2020 tot uitvoering van de Vlaamse codex wonen van 2021
Het besluit lokaal woonbeleid van 16 november 2018
De Vlaamse codex Wonen van 2021
De subsidieaanvraag van het intergemeentelijke samenwerkingsverband Hartje Hageland WEST goedgekeurd op de gemeenteraad van 25 juni 2019
Omzendbrief KB ABB-2019/2 ‘Coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit’ van 15 februari 2019
Het reglement op de inventarisatie van leegstaande woningen en gebouwen goedgekeurd in de gemeenteraad van 28 december 2021
De gemeente Lubbeek is aangesloten bij het intergemeentelijk samenwerkingsverband Hartje Hageland WEST. Gemeenten aangesloten bij een intergemeentelijk samenwerkingsverband voor wonen zijn verplicht zijn om leegstaande gebouwen en woningen op te sporen, te registreren en aan te pakken.
De verhuur- en verkoopprijzen van woningen zijn hoog en voor veel mensen wordt huren of kopen moeilijk betaalbaar. De gemeente streeft er dan ook naar om zoveel mogelijk beschikbare woningen ook effectief op de woningmarkt te krijgen. Door het heffen van een belasting op leegstaande woningen, zullen de eigenaars gestimuleerd worden om deze te renoveren of te verkopen. Op die manier komen deze woningen dan op de woningmarkt terecht.
Er worden in bepaalde situaties vrijstellingen voorzien om de eigenaars de kans te geven de woning terug op de woningmarkt te brengen.
De financiële toestand van de gemeente vergt de invoering van alle rendabele belastingen voor de uitvoering van het meerjarenbeleidsplan 2020-2025.
Eenzelfde belasting gold voor de aanslagjaren 2019-2021.
Er zijn geen direct-toewijsbare financiële gevolgen. Deze belasting geldt als algemene en verplichte bijdrage van de burger, opgelegd door de gemeenteraad, aan de algemene uitgaven van het lokaal bestuur (en waartegenover geen individueel aanwijsbare tegenprestatie van de overheid staat en/of geheven wordt voor een dienstverlening die het algemeen belang dient) ter uitvoering van het meerjarenplan.
Artikel 1. Het belastingreglement op leegstaande woningen en gebouwen goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 29 december 2020 wordt opgeheven.
Art. 2. Het belastingreglement op leegstaande woningen en gebouwen -aanslagjaren 2022 2025 als volgt goed te keuren:
Artikel 1. Belastbare grondslag
§ 1. Er wordt een gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister.
De definities van woningen, gebouwen, leegstaande woning, leegstaand gebouw en leegstandsregister zijn omschreven in artikel 1 van het reglement op de inventarisatie van leegstaande woningen goedgekeurd in de gemeenteraad van 27 december 2017.
§ 2. De belasting voor een leegstaande woning of een leegstaand gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister.
Zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt.
Artikel 2.Belastingplichtige
§ 1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde betreffende het leegstaande gebouw of de leegstaande woning op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.
§ 2. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.
Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.
§ 3. De overdrager van het zakelijk recht moet de verkrijger ervan in kennis stellen dat het goed is opgenomen in het leegstandsregister.
Tevens moet hij per aangetekend schrijven een kopie van de notariële akte bezorgen aan de interlokale vereniging Hartje Hageland West, binnen twee maanden na het verlijden van de notariële akte.
Deze kopie bevat minstens de volgende gegevens:
Bij ontstentenis van deze kennisgeving wordt de overdrager van een zakelijk recht, in afwijking van §1, als belastingplichtige beschouwd voor de eerstvolgende belasting die na de overdracht van het zakelijk recht wordt gevestigd.
Artikel 3. Tarief van de belasting
De basisbelasting voor een woning of gebouw dat 12 opeenvolgende maanden opgenomen is in het gemeentelijk leegstandsregister bedraagt 1250 euro.
-Deze belasting wordt verhoogd tot 2500 euro als een onroerend goed, een jaar, na de eerste inkohiering, nog altijd in het gemeentelijk leegstandsregister is opgenomen.
-Deze belasting wordt verhoogd tot 5000 euro als een onroerend goed, twee jaar of meer, na de eerste inkohiering, nog altijd in het gemeentelijk leegstandsregister is opgenomen.
Het bedrag voor een individuele kamer of studentenkamer (in de zin van artikel 2, 3° van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers) bedraagt 100,00 EUR.
Artikel 4.Vrijstellingen
§ 1. Van de leegstandsheffing zijn vrijgesteld:
1° de belastingplichtige die volle eigenaar is van één enkele woning, bij uitsluiting van enige andere woning.
Deze vrijstelling geldt gedurende de eerste drie jaar volgend op de datum van de eigendomsverwerving;
2° de belastingplichtige die volle eigenaar is van meer dan één enkele woning. Deze vrijstelling geldt gedurende één jaar volgend op de datum van de eigendomsverwerving;
3° de belastingplichtige die kan bewijzen dat de woning verkocht is aan de hand van een onderhandse verkoopovereenkomst, ook al is de authentieke akte nog niet verleden.
Deze vrijstelling geldt gedurende het eerste jaar volgend op de datum van de onderhandse verkoopovereenkomst;
4° de belastingplichtige, indien deze houder van het zakelijk recht de laatste bewoner is van de geïnventariseerde woning die hij als hoofdverblijfplaats gebruikte, die tijdelijk of permanent in een erkende ouderenvoorziening verblijft of voor een langdurig verblijf werd opgenomen in een psychiatrische of penitentiaire instelling, of ziekenhuis. Het bewijs van het verblijf wordt geleverd door de erkende ouderenvoorziening, instelling of ziekenhuis waar de belastingplichtige verblijft.
Deze vrijstelling geldt gedurende de eerste drie jaar van het verblijf in een erkende ouderenvoorziening, instelling of ziekenhuis;
5° de belastingplichtige, indien deze houder van het zakelijk recht de laatste bewoner is van de geïnventariseerde woning die hij als hoofdverblijfplaats gebruikte, waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing. Deze vrijstelling geldt ook voor de verlengde minderjarige en voor hen die onder bewindvoering staan.
Deze vrijstelling geldt gedurende de eerst drie jaar van de periode die wordt aangegeven door de gerechtelijke beslissing.
§ 2. Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning :
1° gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan.
Deze vrijstelling geldt gedurende vijf jaar vanaf de definitieve goedkeuring van het onteigeningsplan;
2° krachtens decreet beschermd is als monument, of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als monument.
Deze vrijstelling geldt gedurende de volledige duur van bescherming als monument;
3° vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp.
Deze vrijstelling geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging;
4° onmogelijk daadwerkelijk gebruikt kan worden omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure. Deze vrijstelling geldt gedurende een periode van twee jaar volgend op de aanvang van de onmogelijkheid tot daadwerkelijk gebruik;
5° gerenoveerd wordt blijkens een niet vervallen stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning. Deze vrijstelling geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning;
6° gerenoveerd wordt blijkens een meldingsplichtig werk en/of gedetailleerd renovatieschema waarvoor een minimuminvestering van 5000 euro gedaan werd en dat onder de volgende categorieën valt :
Categorie 1: structurele elementen: werken aan muren, vloeren, plafonds
Categorie 2: dak: volledige of gedeeltelijke vernieuwing van het dak van de woning
Categorie 3: buitenschrijnwerk: de volledige of gedeeltelijke vernieuwing van het buitenschrijnwerk
Categorie 4: technische installaties
Deze vrijstelling geldt gedurende een periode van één jaar volgend op de datum van opname in het leegstandsregister.
Deze vrijstelling kan tot tweemaal verlengd worden voor een periode van één jaar mits de vrijstelling opnieuw wordt aangevraagd en mits bewijs van de vorderingen van de werken wordt voorgelegd;
De belastingplichtige dient een gedetailleerd renovatieschema voor te leggen dat de volgende stukken bevat:
- een tekening of schets van het gebouw en/of de woning met aanduiding van de geplande werken;
-een volledige opsomming en korte beschrijven van de geplande werken;
-een raming van de kostprijs van de werken door een offerte voor de levering en plaatsing van materialen door een aannemer of een offerte voor de levering van materialen indien de werken in eigen beheer worden uitgevoerd of een combinatie van beiden.
Artikel 5. Algemene bepalingen betreffende de inkohiering, vestiging, invordering en de bezwaarprocedure van de belasting
§1. De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
§2. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
§3. De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen de aanslag van deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
1° de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingschuldige; het bezwaar van de belastingschuldige die zijn woonplaats niet heeft in het Vlaams gewest, bevat keuze van woonplaats in het Vlaams gewest;
2° het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen;
3° indien de belastingschuldige dit wenst, de uitdrukkelijke vraag om gehoord te worden op een hoorzitting.
§4. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4 ,6 tot en met 9 bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.
Artikel 6.
Het college van burgemeester en schepenen wordt belast met de uitvoering van dit besluit, en in het bijzonder met de voorziene bekendmaking.
Art. 3. Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 van toepassing.
Art. 4. Dit besluit wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en is bindend vanaf 1 januari 2022 tot 31 december 2025.