Terug
Gepubliceerd op 26/11/2025

Besluit  besluiten burgemeester

do 20/11/2025 - 11:00

Besluit van de burgemeester houdende maatregelen tot behandeling van een schadegeval op het terrein thv. Rozenveldstraat 14 te Lubbeek

FEITEN EN CONTEXT

Op 8 november 2025 werd aan de gemeente Lubbeek een schadegeval gemeld door Stijn Lamote (bodemdeskundige Emelia) voor de grond, kadastraal gekend als 24063B0310/00N002 en gelegen te Rozenveldstraat 14, 3210 Lubbeek. Het perceel is eigendom van Jules De Bent en Suzanne Stas.

De aanwezige mazouttank heeft voor een bodemverontreiniging gezorgd. Er werd op 21 oktober 2025 een bodem- en grondwateronderzoek uitgevoerd door Emelia.

JURIDISCHE GRONDEN

Het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, artikel 74 tot en met 82.

ARGUMENTATIE

Volgens artikel 75 van het Bodemdecreet is de burgemeester van de gemeente Lubbeek bevoegd voor dit schadegeval, omdat het plaatsvond op een grond die geen eigendom is van een gemeente of geen grond waarop een inrichting klasse 1 gevestigd is, of waarop een bodemonderzoek of bodemsanering is gebeurd.

Er werden reeds maatregelen in het kader van de zorgvuldigheidsplicht uitgevoerd, zoals de aanstelling van een erkende bodemsaneringsdeskundige nadat de tank volledig leeg was. 
De burgemeester van de gemeente Lubbeek oordeelt dat bijkomende maatregelen nodig zijn om de bodemverontreiniging te behandelen na het schadegeval. Deze maatregelen moeten worden uitgevoerd binnen 180 dagen.

BESLUIT

Artikel 1. Het schadegeval dat zich heeft voorgedaan op de grond, kadastraal gekend als 24063B0310/00N002 in de Rozenveldstraat 14, 3210 Lubbeek is een schadegeval dat valt onder de schadegevallenregeling, vermeld in artikel 74 tot en met 82 van het decreet van 27 oktober 2007 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming.

Art. 2. De volgende maatregelen ter behandeling van de (mogelijke) bodemverontreiniging na het schadegeval op de grond, vermeld in artikel 1, moeten worden uitgevoerd:

  • de bodemsaneringsdeskundige laten nakijken of er een bodemverontreiniging ontstaan is die een verdere aanpak vereist conform het Bodemdecreet;
  • afhankelijk van de bevindingen van de bodemsaneringsdeskundige overgaan tot ontgraving van de vervuilde grond en/of andere saneringsmaatregelen;
  • vervuilde, ontgraven grond laten verwerken door een centrum voor grondreiniging;
  • bewijsdocumenten opvragen;
  • controlestalen van bodem en grondwater (putbodem en –wanden) laten uitvoeren door de bodemsaneringsdeskundige, conform de geldende richtlijnen van de OVAM;
  • de gemeente informeren binnen de termijn, vermeld in de begeleidende brief bij dit besluit.

Als de maatregelen betrekking hebben op inrichtingen of werken die volgens titel V van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid of volgens titel IV, hoofdstuk II, van de Vlaamse Codex meldings- of vergunningsplichtig zijn, dan geldt deze beslissing als meldingsakte of omgevingsvergunning, volgens artikel 77 van het Bodemdecreet. De code van goede praktijk dient bij saneringswerkzaamheden steeds te worden nageleefd. De maatregelen moeten worden uitgevoerd uiterlijk honderdtachtig dagen na ontvangst van dit besluit.

Art. 3. Na de uitvoering van de opgelegde maatregelen, vermeld in artikel 2, moet de eigenaar, onder leiding van de bodemsaneringsdeskundige een evaluatierapport opstellen. Het evaluatierapport moet uiterlijk dertig dagen na afronding van de opgelegde maatregelen, aan de gemeente en aan de OVAM bezorgd worden.

Art. 4.De maatregelen, vermeld in artikel 2, kunnen ten allen tijde door een beslissing van de burgemeester van de gemeente Lubbeek aangepast of opgeheven worden.

Art. 5. Tegen dit besluit kan u, binnen zestig dagen na ontvangst ervan, een verzoekschrift tot schorsing of nietigverklaring indienen bij de Raad van State, Wetenschapsstraat 33 in 1040 Brussel. Dat verzoekschrift moet aangetekend worden verzonden, moet gedagtekend en ondertekend worden door de partij of door een advocaat en moet enkele verplichte vermeldingen bevatten:

  • het opschrift “verzoekschrift tot nietigverklaring” als het niet eveneens een vordering tot schorsing bevat;
  • de naam, hoedanigheid, woonplaats of zetel van de verzoekende partij en de gekozen woonplaats;
  • het voorwerp van het beroep en een uiteenzetting van de feiten en de middelen;
  • de naam en het adres van de verwerende partij.