Op 30 december 2019 werd het belastingreglement "eroshuizen, rendez-voushuizen, bars en privéclubs" door de gemeenteraad goedgekeurd.
Op 13 oktober 2020 werd een eerste aanpassing doorgevoerd naar aanleiding van opmerkingen van de toezichthoudende overheid.
Op 10 januari 2024 werd de bepaling betreffende de aangifteplicht in het belastingreglement door Meester Bart Engelen, van Antaxius Advocaten CV, nagekeken naar aanleiding van een cassatiearrest van 9 november 2023 i.v.m. artikel 7 Decreet van 30 mei 2008. Hierbij werd voorgesteld om een uiterste aangiftedatum in deze bepaling op te nemen.
Op 28 februari 2024 stelde Meester Bart Engelen voor om nog een zin toe te voegen aan deze aangiftebepaling waarbij in een uitzonderlijke uiterste aangiftedatum voor het aanslagjaar 2023 wordt voorzien.
Het was dan ook raadzaam om het betrokken belastingreglement in de eerstvolgende gemeenteraadszitting voor de aanslagjaren 2023 tot en met 2025 aan te passen omwille van de hierna volgende redenen:
“Het is noodzakelijk om het belastingreglement op eroshuizen, rendez-voushuizen, bars en privéclubs bij te stellen om het zo correct mogelijk te kunnen toepassen.
Naar aanleiding van een cassatiearrest van 9 november 2023 i.v.m. artikel 7 Decreet van 30 mei 2008 is het noodzakelijk om het belastingreglement op eroshuizen, rendez-voushuizen, bars en privéclubs aan te passen.
In de bepaling over de aangifteplicht in het voorliggend reglement wordt daarom een uiterste aangiftedatum opgenomen waartegen een aangifte moet worden ingediend. Elke belastingplichtige zal jaarlijks ten laatste op 1 april van het aanslagjaar een aangifte moeten indienen bij het gemeentebestuur op een door het gemeentebestuur voorgeschreven aangifteformulier. Als aangiftedatum geldt de postdatum of (bij afgifte) de datum vermeld op het ontvangstbewijs. Valt de uiterste indieningsdatum op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag. Voor het aanslagjaar 2023 zal deze aangifte uitzonderlijk uiterlijk op 2 mei 2024 moeten worden ingediend. Een belastingplichtige die niet spontaan een aangifteformulier gekregen heeft, kan dit op eenvoudig verzoek bekomen. ”
Na de goedkeuring op 26 maart 2024 van voormelde wijziging aan het belastingreglement op eroshuizen, rendez-voushuizen, bars en privéclubs is vastgesteld dat de aangiftetermijn voor het aanslagjaar 2024 te kort en bijgevolg logistiek onmogelijk is. Daarom wordt de uiterste aangiftedatum voor de aanslagjaren 2024 én 2025 aangepast, in die zin dat elke belastingplichtige voor de aanslagjaren 2024 én 2025 ten laatste op 1 juli (en dus niet 1 april) van het aanslagjaar een aangifte zal moeten indienen bij het gemeentebestuur op een door het gemeentebestuur voorgeschreven aangifteformulier.
Verder werd het belastingreglement geëvalueerd en bijgesteld op grond van de huidige stand van de wetgeving, rechtspraak en rechtsleer om het zo correct mogelijk te kunnen toepassen.
Het is noodzakelijk om ten laste van de uitbaters van eroshuizen, rendez-voushuizen, bars en privéclubs een belasting te heffen om bij te dragen in de algemene financiering van de gemeentelijke uitgaven.
De aanwezigheid van eroshuizen, rendez-voushuizen en privé-clubs op het grondgebied van de gemeente kan aanleiding geven tot activiteiten die de veiligheid, de openbare orde en de rust en zedelijkheid in de gemeente in het gedrang brengen. Om dat in te perken is het noodzakelijk om deze belasting aan te houden.
De gemeente is genoodzaakt om belastingen te heffen omwille van haar financiële toestand en de noodzaak om het budget in evenwicht te houden. De bedragen zijn redelijk en, gezien de financiële behoeften van de gemeente, aldus verantwoord.
Geen financiële gevolgen.
Artikel 1. Het belastingreglement op eroshuizen, rendez-voushuizen, bars en privéclubs te agenderen op de eerstvolgende gemeenteraadszitting om dit als volgt aan te passen voor de aanslagjaren 2024 en 2025:
Art. 1: Er wordt voor de aanslagjaren 2024 tot en met 2025 ten behoeve van de gemeente Lubbeek een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op eroshuizen, rendez-vous huizen, bars en privé-clubs.
Art. 2: Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
Dit kan worden vastgesteld doordat die huizen of inrichtingen ofwel door hun aard door uiterlijke kentekens ter kennis van voorbijgangers brengen ofwel als dusdanig bekend zijn en uit bepaalde vaststellingen en onderzoeken blijkt dat zij een dergelijke bedrijvigheid uitoefenen.
Dit kan worden vastgesteld doordat die huizen of inrichtingen door hun aard door uiterlijke kentekens ter kennis van voorbijgangers brengen of wel als dusdanig bekend zijn en uit bepaalde vaststellingen en onderzoeken blijkt dat zij een dergelijke bedrijvigheid uitoefenen.
Art. 3: De belasting is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon die een eroshuis, rendez-voushuis, bar of privé-club op het grondgebíed van de gemeente uitbaat. lndien de uitbater van dit eros-huis, rendez-voushuis, bar of privé-club onbekend is, dan is de belasting respectievelijk verschuldigd door:
- de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het pand, dienende toe eros-huis, rendez-voushuis, bar of privé-club huurt;
- de eigenaar van het pand, dienende tot eros-huis, rendez-voushuis, bar of privé-club.
De eigenaars kunnen de nalatigheid of fout van de uitbater of hun eigen onwetendheid niet als verschoningsgrond inroepen. Wanneer het eroshuis, rendez-voushuis, de bar of privé-club wordt geëxploiteerd door een zaakwaarnemer of een andere aangestelde, is de belasting verschuldigd door de lastgever. Het is desgevallend de houder die moet bewijzen dat hij de bar of privé-club voor rekening van een derde voert, wiens identiteit bovendien zonder de minste betwisting moet vaststaan, zo niet zal de uitbater niet ontlast worden. Bij verandering van de aangestelde dient de lastgever hiervan aangifte te doen bij het college van burgemeester en schepenen en dit vóór de indiensttreding van de nieuwe aangestelde.
Art. 4: De belasting bedraagt 2500 EUR per jaar per eroshuis, rendez-voushuis, bar of privé-club. De belasting is ondeelbaar. Zij is verschuldigd voor het hele aanslagjaar, ongeacht de datum van het in gebruik stellen of stopzetten van de inrichting of de overname van een bepaalde instelling. Bij overname in de loop van een bepaald aanslagjaar is de belasting in haar geheel opnieuw verschuldigd door de nieuwe uitbater en blijft de belasting gesteld op de uitbater die de inrichting overdraagt in haar geheel behouden. De eigenaar kan evenwel, per jaar en per uitbatingsplaats, slechts éénmaal hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de betaling van de belasting, die ten laste van de uitbater die het kohier werd opgenomen.
Art. 5: Elke belastingplichtige moet jaarlijks ten laatste op 1 juli van het aanslagjaar een aangifte indienen bij het gemeentebestuur op een door het gemeentebestuur voorgeschreven aangifteformulier. Als aangiftedatum geldt de postdatum of (bij afgifte) de datum vermeld op het ontvangstbewijs. Valt de uiterste indieningsdatum op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag. Een belastingplichtige die niet spontaan een aangifteformulier gekregen heeft, kan dit op eenvoudig verzoek bekomen of downloaden van de gemeentelijke website.
Art. 6: Bij gebrek aan aangifte op de gestelde datum, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte, kan de belasting ambtshalve worden ingekohierd conform de procedure voorzien in het decreet van 30 mei 2008, zoals gewijzigd. Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de belasting is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van die elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. Op de ambtshalve ingekohierde belasting zal een belastingverhoging worden toegepast van 10 % van de verschuldigde belasting bij een eerste overtreding. Bij volgende overtredingen zal een verhoging van 20 %, 50 % of 100 % worden toegepast bij respectievelijk een tweede, derde en vierde overtreding. Vanaf de vijfde overtreding zal de belastingverhoging 200 % bedragen. Voor de vaststelling van het toe te passen percentage van de belastingverhoging worden de vorige overtredingen niet in aanmerking genomen, wanneer geen overtredingen werden vastgesteld voor de laatste twee opeenvolgende aanslagjaren die het aanslagjaar voorafgaan waarin de nieuwe overtreding wordt vastgesteld. Een correcte aangifte gedurende twee opeenvolgende jaren herstelt aldus de goede trouw in hoofde van de belastingplichtige. Het bedrag van deze verhoging wordt gelijktijdig en samen met de ambtshalve belasting ingekohierd.
Art. 7: De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier. Het kohier wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 8: De belasting moet worden betaald binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Art. 9: Op grond van het Decreet van 30 mei 2008 en volgens de daar beschreven voorwaarden kan tegen deze belasting een bezwaar ingediend worden bij het college van burgemeester en schepenen. Behoudens latere wijzigingen bepaalt het Decreet dat het bezwaar schriftelijk moet worden ingediend, en ondertekend en gemotiveerd moet zijn. Het moet op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstbewijs verstuurd, binnen vijftien kalenderdagen na de indiening ervan.
Art. 10: De vestiging, de invordering en de geschillenprocedure gebeuren volgens de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zoals gewijzigd.
Art 2. Van dit belastingreglement wordt melding gemaakt bij de toezichthoudende overheid overeenkomstig artikel 330 van het decreet over het lokaal bestuur. Het belastingreglement wordt overeenkomstig artikel 286, 287 en 288 van het decreet over het lokaal bestuur afgekondigd en bekendgemaakt.